Het gerucht van de verboden vrucht

2001

Bezetting: 4 dames - 4 heren - 1 stem off-screen.

 

Zuster Clementine haar vlees is een beetje zwak. Het celibataire leven begint haar stilaan de keel uit te hangen! Zuster Begonia probeert het vuur te blussen op “the good old facened way”… Zuster Marie-Claire heeft een verdeelde mening. Ze twijfelt tussen “ten strijde trekken” of “besmet worden”! … Pater Alfonsius deelt maar al te graag de gevoelens van zuster Clementine!…Pater Bernardus, daarentegen, is één vat wijsheid!…Ach, een oud vat, eigenlijk… Vader abt zit met de situatie zeer verveeld, maar weet er eigenlijk ook geen blijf mee, ondanks de vele goede raadgevingen van zuster Consequentia, een gediplomeerde kwezel mét stamboom!…Héél misschien weet de bisschop wel raad?…Of, zal God de vader dan toch zelf moeten ingrijpen?…Of juist niet?…

 

“Ook nonnen voelen al eens vlinderkens! Paters doen niet onder en Jezus, die vindt dat allemaal goed!…En dat is nochtans geen gemakkelijke!”

Een creatie van Pogen (Herentals) in 2002.

Verdere opvoeringen:

2003
* ATG (Aartselaar)
2004
* Gaarne bij, Vossem
2006
* Pikant, Brasschaat

*Helpt Elkander, Vollezelle

Personages

Zuster Clementine

Zuster Begonia

Zuster Marie-Claire

 Zuster Consequentia

Pater Alfons

Pater Bernardus

Vader Abt

Zijne eminentie, de Bisschop.

God (Enkel stem)

Tafereel 1

ZUSTER BEGONIA EN PATER BERNARDUS ZITTEN GEKNIELD OP EEN STOEL VOOR HET ALTAAR...ZE PRATEN OP EEN FLUISTERENDE, SAMENZWERENDE TOON, HET GEZICHT STEEDS NAAR HET KRUISBEELD GERICHT....

BERNARDUS:                         Zuster Begonia, ik vind dat wij eens moeten praten!...(geen reactie)...Er zijn zo van die geruchten...

BEGONIA:                              Wélke geruchten, pater Bernardus ?

BERNARDUS:                          Wel...Geruchten omtrent Clementine.

BEGONIA:                             “Zuster” Clementine!...En, waar gaan die geruchten dan over ?

BERNARDUS:                          Wel, ik denk dat we beter elders zouden gaan praten?

BEGONIA:                              Ach zo ? En waarom dan ?

BERNARDUS:                         Ik meen dat dit niet de geschikte locatie is om zulk gevoelig onderwerp aan te snijden!

BEGONIA:                             In het huis van God mag er vrank en vrij gesproken worden, Pater!

BERNARDUS:                         Tja, dat weet ik wel, maar dit is toch, hoe zou ik het zeggen, een tamelijk intiem gespreksonderwerp!

BEGONIA:                              Een “intiem” gespreksonderwerp?

BERNARDUS:                          Inderdaad! Zéér intiem! Wat zeg ik ? “Uitermate” intiem!

BEGONIA:                             Mag ik er u op wijzen dat God deel uit maakt van ons “team”?

BERNARDUS:                          Ja, natuurlijk! Maar...

BEGONIA:                              Wat ligt er u op de lever, Pater ?

BERNARDUS:                          Wel...(schuift korter)

BEGONIA:                              Wil u wel een beetje afstand bewaren, alstublieft ?

BERNARDUS:                         Oei...Neem me niet kwalijk...Het was niet mijn bedoeling... (schuift weer weg)

BEGONIA:                              En, wat was uw bedoeling dan wél ?

BERNARDUS:                          Ik wou het gesprek onder vier oren houden.

BEGONIA:                             Elke conversatie, waar ook gehouden, wordt steeds door ten minste zes oren geregistreerd!

BERNARDUS:                          Hoe eu...Hoe bedoelt u ?

BEGONIA:                             God ziet alles en God hoort alles! Vergeet u dàt vooral niet!...Een prettige dag verder! (Staat op, maakt een devoot kruisteken en gaat zonder omzien af)

BERNARDUS:                          Maar...Zuster Begonia ?...(zucht)...

ALFONSIUS:                         (komt nogal luidruchtig binnen, zet zich nonchalant en omgekeerd op een stoel) Ha, Bertje! Alles kits achter de rits?

BERNARDUS:                          Sssst !

ALFONSIUS:                          (kijkt even rond)...Wàt ?

BERNARDUS:                         Pater Alfonsius, mag ik er u attent op maken dat wij ons in het huis van God bevinden ?

ALFONSIUS:                          Nee toch ?...Echt ?...En ?

BERNARDUS:                          ...Wat ?

ALFONSIUS:                         Is hij thuis ? (Slaat Bernardus lachend op de schouder)...Weer een goeie!

BERNARDUS:                         Pater Alfonsius, alstublieft! Ik verkeer momenteel niet in de stemming voor flauwe en afgezaagde grappen!

ALFONSIUS:                          Oeioeioei ... Wat scheelt er ?...

BERNARDUS:                          Wel...Zuster Clementine...

ALFONSIUS:                         (Gretig) Oh, Clementientje ? De ranke zwartgerokte deerne met de wiegende heupen, de zwoele, allesverslindende blik en de lekkere steviggespierde (blik van Bernardus)...Excuseer! Bijna zei ik “kont”! (proest het uit)

BERNARDUS:                         De situatie is wel iets té ernstig om grappen over te maken, dus, als het zou kunnen ?

ALFONSIUS:                          ...Ze is toch niet ziek ?

BERNARDUS:                          Veel erger nog!

ALFONSIUS:                          Ze...Ze is toch niet dood ?

BERNARDUS:                          Nee...Het is nóg veel erger!

ALFONSIUS:                          Tiens ?...Vooruit, vertel!

BERNARDUS:                         (hoofdschuddend) Ik denk niet, pater Alfonsius, dat zuster Clementine het nog lang gaat volhouden!

ALFONSIUS:                          (denkt even na)...Is ze op dieet ?

BERNARDUS:                         Ze heeft...Ik bedoel, ze neemt het niet zo erg nauw meer met de regels van de congregatie! Het zou wel eens kunnen dat ze het overweegt om haar kap over de haag te gooien!

ALFONSIUS:                          Dat meen je toch niet ?

BERNARDUS:                          Ik heb het nochtans uit zeer betrouwbare bron vernomen!

ALFONSIUS:                          Godverdomme!

BERNARDUS:                          Fons, alsjeblieft! We zijn in een kapel!

ALFONSIUS:                         Neem me niet kwalijk!...(tot kruisbeeld) En jij ook niet!... Denk jij nu écht dat Clementientje...Holy shit!

OP DAT OGENBLIK KOMT ZUSTER MARIE-CLAIRE DE KAPEL BINNEN...HAASTIG DRAAIT ALFONSIUS Z’N STOEL EN GAAT GEKNIELD EN OVERDREVEN DEVOOT ZITTEN...

MARIE-CLAIRE:                    (zet zich een rij voor de Paters)...Goedemorgen, pater Bernardus, pater Alfonsius. God zij met u !

PATERS:                                 (samen) En met uw geest !

STAREN ALLEN EEN TIJDJE STILZWIJGEND NAAR HET KRUISBEELD...

BERNARDUS:                          (kucht af en toe)

MARIE-CLAIRE:                     (geïrriteerd) Last van de keel, Pater ?

BERNARDUS:                          (mompelt) Excuseer...

ALFONSIUS:                         Ik denk dat Bertje...ik bedoel, pater Bernardus, uw aandacht op iets wil vestigen!

MARIE-CLAIRE:                     Ach zo ?...Wél ?

BERNARDUS:                          Ik zou u eigenlijk iets willen vragen !

MARIE-CLAIRE:                     Vragen staat vrij, pater!

BERNARDUS:                         Heeft u de laatste tijd niets abnormaals opgemerkt aan het gedrag van uw medezusters ?

MARIE-CLAIRE:                     Wel...Nee!...Is er iets ?

BERNARDUS:                         Er zijn zo van die “verontrustende geruchten “ die de ronde doen....

MARIE-CLAIRE:                     ...Wat bedoelt u daar concreet mee, pater ?

BERNARDUS:                         Wel, het zou naar het schijnt niet zo goed gaan met de Christelijke ingesteldheid van zuster Clementine !

MARIE-CLAIRE:                    ...Mag ik er u op wijzen, beste pater, dat achterklap een ernstige zonde is, en zéker in een kapel ! (draait zich met een ruk om, face kruisbeeld)

BERNARDUS:                          Excuseer...

PATERS BEKIJKEN ELKAAR EVEN...

ALFONSIUS:                         ...U ziet er vandaag wel heel goed uit, zuster Marie-Claire! Een gezonde blos op de wangen, heldere ogen, kortom, u hebt een hele frisse uitstraling!

MARIE-CLAIRE:                     Oh ? Euh(verlegen)...Dank u...

ALFONSIUS:                          U hebt er geen bezwaar tegen als ik naast u kom zitten?

MARIE-CLAIRE:                    Wel eu...(gretig) Nee...Natuurlijk niet! Gods huis is van iedereen!

ALFONSIUS:                          U bent een wijze dame, zuster !

MARIE-CLAIRE:                    (speels) U probeert mij toch geen siroop aan de baard te smeren, pater ?

ALFONSIUS:                         Ach...Zo mag u dat niet bekijken, zuster! Wij, geestelijken, wij dienen een voorbeeld te stellen aan anderen! Wij moeten steeds héél eerlijk en oprecht met elkaar omgaan!

MARIE-CLAIRE:                    Tja, dat...dat is inderdaad wel zo...Maar dat wil toch niet zeggen dat...

ALFONSIUS:                         Een probleem kan pas worden opgelost, wanneer niet alleen de oorzaak, maar ook de feiten bekend zijn! Als u ons uitlegt wat er precies met zuster Clementine aan de hand is, kunnen wij ons mede over haar ontfermen! Is het niet zo, pater Bernardus ?

BERNARDUS:                         Inderdaad! Wij willen alleen maar helpen! (zet zich ook naast Marie-Claire)

MARIE-CLAIRE:                    (zucht)...Goed! Ik zal het vertellen!...Zuster Clementine verkeert momenteel in een soort van “huwelijkscrisis”!

BERNARDUS:                          Een wàt ?

MARIE-CLAIRE:                    Zij maakt een periode door waarin zij haar huwelijk met de Heer Jezus in twijfel trekt.

ALFONSIUS:                          Oeioeioeioei...Heeft ze een minnaar ?

MARIE-CLAIRE:                    U blaast de zaak op, pater!...Het feit is dat zuster Clementine zich vragen stelt omtrent het nut van het celibaat!

BERNARDUS:                          Jezus Maria Jozef...

ALFONSIUS:                          (blaast) En al de rest ?

MARIE-CLAIRE:                     Maar, u hoeft zich niet écht zorgen te maken.

BERNARDUS:                         Wàblieft ? U gaat mij toch niet vertellen dat dit een normaal gedragspatroon is voor een non ?

MARIE-CLAIRE:                    Wees gerust, pater, wij, nonnen, wij maken allemaal zo wel eens een periode mee!

ALFONSIUS:                          (gretig) Echt waar ? Serieus ? Van die eu...”kriebelingetjes”?

BERNARDUS:                          (sist) Fons!

MARIE-CLAIRE:                     Ik denk dat het Gods wil is !

BERNARDUS:                          Zuster, alstublieft! Dit is wel een héél vergezochte bewering!

MARIE-CLAIRE:                     Toch niet, pater! Het is een beproeving! Een soort “test”!

ALFONSIUS:                          Jaja...In mei legt iedere vogel een ei!

MARIE-CLAIRE:                    U moet weten, pater Bernardus, dat nonnen tegen zulke beproevingen opgewassen zijn !

BERNARDUS:                          U gaat toch niet beweren dat u ook af en toe...enfin...

MARIE-CLAIRE:                    Eerlijk gezegd wel, ja! Maar ik ben er steeds in geslaagd om mijn ziel en lichaam rein te houden!...En ik denk dat zuster Clementine dat ook wel zal kunnen! (staat op, maakt kruisteken)... Tenminste, dat hoop ik! (gaat weer richting deur)...God zij met u, paters.

PATERS:                                 (mompelen iets onverstaanbaars)

MARIE-CLAIRE:                     (draait zich om) ...Wàblieft, paters ?

PATERS:                                 Eu...En met uw geest!

MARIE-CLAIR:                       (knikt tevreden) Goed zo! (gaat af)

PATERS ZITTEN EEN TIJDJE PEINZEND VOOR ZICH UIT TE STAREN...

ALFONSIUS:                          (zucht)...Jaja...

BERNARDUS:                          (zucht)...Jaja...

ALFONSIUS:                         Het valt mij toch op, Bertje, dat wij van vrouwen niet veel afweten!

BERNARDUS:                          Dat is inderdaad onze specialiteit niet!

ALFONSIUS:                          (zucht)...Jaja...

BERNARDUS:                          (zucht)...Jaja...

ALFONSIUS:                          ...En nu ?

BERNARDUS:                          Tja...En nu ?

ALFONSIUS:                          Misschien kunnen we God een beetje helpen ?

BERNARDUS:                          ...Hoezo ?

ALFONSIUS:                         (draait z’n stoel weer om) Als wij nu aan Clementientje laten uitschijnen dat wij het ook niet zo nauw meer nemen met de reglementen, zou het misschien wel eens kunnen dat haar ogen opengaan !

BERNARDUS:                          ...En, hoe zou jij dat dan aanpakken ?

ALFONSIUS:                          Gewoon!

BERNARDUS:                          ...Gewoon ?

ALFONSIUS:                         Wel, ik bedoel, af en toe een knipoogje, kusjes werpen, complimentjes maken...En als dàt nog niet helpt, nu en dan eens stevig in haar achterste knijpen!

BERNARDUS:                         (verontwaardigd) “In haar achterste knijpen” ? Een pater die een non “in haar achterste gaat knijpen” ?

ALFONSIUS:                         Natuurlijk! Zo, kijk! (Knijpt in het achterste van Bernardus, event. met bijpassend geluidseffect)

BERNARDUS:                          Fons, nu is het genoeg! Eruit!

ALFONSIUS:                          Zeg, flauwe! Dat was toch maar een grapje?

BERNARDUS:                          Ik vond dit alles behalve grappig! Buiten!

ALFONSIUS:                         (zucht, staat op) Ook goed dan! Droogstoppel! (sloft naar de uitgang)

NET VOOR HIJ WIL BUITENGAAN KOMT VADER ABT BINNEN...

ALFONSIUS:                          Ha, dag vader!

VADER ABT:                           Oh, dag eu...mijn zoon...

ALFONSIUS:                         Hoe is het met ons moeder ? (schaterlach...Vader abt lacht flauwtjes mee)...Da’s weer een goeie hé, vader Abt?(lachend af)

VADER ABT:                          (hoofdschuddend) Tja tja tja, die jonge gasten...(sloft moeizaam tot bij pater Bernardus)...Ha, pater Bernardus ? Blij dat ik nog eens een normaal iemand tegenkom in dit klooster!

BERNARDUS:                          Dat is een mooi compliment, vader Abt, ik dank u zeer!

VADER ABT:                          Wat dàt tegenwoordig allemaal is! Vroeger was het leven voor ons, geestelijken, véél simpeler! Die jonge mensen, die zitten allemaal met verkeerde gedachten! Wat zeg ik ? “Verkeerde “ gedachten ? Ik zou zelfs durven zeggen, “verderfelijke gedachten”!

BERNARDUS:                          U eu...U hebt het dus ook gehoord ?

VADER ABT:                           ...Wàt ?

BERNARDUS:                          Wel...Dat van zuster Clementine...

VADER ABT:                           Oh, dàt ?...Je bedoelt dat van de zwakheid van eu...

BERNARDUS:                          Juist!

VADER ABT:                           Tja tja tja...Dat is me wat...

BERNARDUS:                         En, hoe staat u daar als abt tegenover, als ik zo vrij mag zijn?

VADER ABT:                          (zucht)...Ik denk dat we die hele zaak beter aan haar medezusters overlaten!