Het knobbelke

1997

Tafereel 1

 

FADE-IN MUZIEK EN LICHT...DOOD STAAT MIDDEN VOOR...

 

DOOD:                           Luguber is de dood niet, mens.

                                       De dood is nimmer lijden...

                                      De dood is de ultieme wens,

                                      uit het lijden te bevrijden...

(DOOD GAAT LANGZAAM AF)

 

MUZIEK OUT-FADEN...WIETER KOMT FLUITEND OP MET Z'N BOEKENTAS EN ZET ZICH NEER OP EEN GRAFZERK...HIJ BEGINT MET VEEL SMAAK Z'N BOTERHAMMEN OP TE ETEN EN PRAAT MET VOLLE MOND...

 

WIETER:                   ...Americain préparé...zélf geprepareerd!...Met heel veel look, dan stinkt ge goed uit uw smoelwerk, en dan laten z'u gerust...(DRAAIT Z'N THERMOS OPEN, RUIKT ERAAN EN TREKT EEN VIES GEZICHT...HIJ STAAT RECHT, KIJKT EVEN ROND, GIET DE THERMOS UIT IN EEN BLOEMPOT, GAAT NAAR HET MUURTJE EN HAALT VANACHER EEN POT EEN GENEVERFLES TEVOORSCHIJN, TUTTERT ERAAN, ZUCHT GENOEGLIJK EN GAAT WEER ZITTEN...ALS Z'N BOTERHAM OP IS STOPT HIJ DE BROODDOOS EN DE THERMOS TERUG IN DE BOEKENTAS, NEEMT NOG EEN FLINKE SLOK, LOOPT NAAR HET MUURTJE, MAAKT EEN KRUISTEKEN EN STOPT DE FLES TERUG WEG...HIJ GAAT NAAR HET HEILIG HART EN ZET Z'N PET OP HET HOOFD VAN JEZUS...HIJ BEKIJKT HET RESULTAAT SECUUR VANOP AFSTAND)...Ik geloof dat wij zo ongeveer dezelfde maat hebben!...(ZET ZICH NEER EN NEEMT EEN KRANT)...Overlijdensberichten...laat ons eens zien... ah! Gevonden!...(MOMPELT WAT IN ZICHZELF)... Theodoor Van de Kerckhove...Professor op rust, verbonden aan de universiteiten van Leuven en Brussel, eredoctorandus , ridder in de kroonorde, oudstrijder 40 - 45, lid van de Koninklijke fanfare "vals maar hard", blablabla...geboren te Gent op 1 December negentienhonderdentien...negentienhonderdentien ?... Amai, da's ook een oud kadaver!...En godvruchtig overleden te(***), op (***), voorzien van de Heilige sacramenten en heel de santeboetiek. Plechtige uitvaartdienst op donderdag om tien uur, en...(STOPT PLOTS, KIJKT FACE-PUBLIEK)...Donderdag om tien uur ?...Dedju, dat is morgen!...Dat komt weer slecht uit, want mijn collega is juist ziek!...Ze kiezen er toch altijd de meest ongeschikte momenten uit om dood te gaan!...(ZUCHT, STAAT RECHT EN WIJST NAAR DE NISSEN)...Daarie! Dat zijn allemaal toffe gasten! Daar komt geen schup aan te pas!... (HAALT EEN POT UIT EEN NIS)...Hierzie! Dat is Ammelie... Een boerenwijf van honderdvijfenveertig kilo, en zie nu eens hoe compact dat ze nu is...Handig é ?...En ge riekt daar ook niks van!...(DRAAIT POT OPEN, RUIKT ERAAN, NIEST ZODAT ER EEN STOFWOLK UIT DE POT KOMT)...Oeps! (DRAAIT DE POT DICHT EN ZET HEM SNEL TERUG)...(GAAT TOT AAN EEN GRAFSTEEN)...Franske, gij krijgt morgen een nieuwe gebuur! En niet zomaar één, neenee, een professor, eredoctorandus op rust!... Op rust?...Da's ook weer een goeie woordspeling!... Weet ge hoe dat hij noemt ?...Van de Kerckhove...(LACHT) Van de Kerckhove...Die gaat zich hier direct gaan thuisvoelen!... Zal ik uw bloemekens nog eens gieten, Franske ?...Zwijgen, dat is toestemmen!...(HAALT EEN GIETERTJE)...Voila! Die staan ook weer met hun voetjes in't water!...(ZET ZICH TERUG NEER EN NEEMT DE KRANT)...

 

ROZALIE KOMT OP, ZIET WIETER EN LOOPT HEM MET OPGEHEVEN HOOFD VOORBIJ...

 

WIETER:                   (KIJKT OP VAN Z'N KRANT)...Héla, meneer! (ROZALIE STOPT)...Het is de kristelijke gewoonte dat ge hier uwen hoed afdoet, dat is hier gewijde grond! (ROZALIE DRAAIT ZICH MET EEN RUK OM EN KIJKT HEM NORS AAN)...Oh, Rozalie, zijt gij dat?...Excuseer, maar ik had u niet herkend...Zo langs achter bezien zou ik gezworen hebben dat ge een vent waart!...Gij hebt ook zo'n gespierd achterste!...

ROZALIE:                      Vuile ketter!

WIETER:                        Wie ? Ik ?

ROZALIE:                      Hebt gij niks beters te doen dan socialistische gazetten te lezen en deftige mensen t' affronteren ?

WIETER:                        Bah...Ik weet niet...

ROZALIE:                      Moet gij hier dan niet werken, misschien ?

WIETER:                        Alles op z'n tijd é, Rozalie!...Nu is het schafttijd!

ROZALIE:                      Schafttijd ?...Nù nog ?...

WIETER:                        Jaja, nu nog! Ik heb wat dat ze noemen, "glijdende uren"!...

ROZALIE:                      Glijdende uren...Onnozelaar! Een dikke profiteur zijt gij! En ga in Godsnaam met uw verdorven achterwerk van die mens z'n graf af!

WIETER:                        Waarom ? Franske heeft daar nog nooit op gereclameerd!

ROZALIE:                      Christus heeft gezegd...(KIJKT NAAR HET BEELD EN SLAAKT EEN IJSELIJKE KREET)...

WIETER:                        ...WAt is er, Rozalie ?...Een blote vent gezien ?

ROZALIE:                      D...Daar!...

WIETER:                        Waar ?

ROZALIE:                      Daar!...Heiligschennis!.... Heiligschennis in de hoogste graad!...       

WIETER:                        Waarom ? Hij staat toch goed met mijn klak ?

ROZALIE:                      ...Oh...Gij...Dat...dat ga ik tegen meneer Pastoor zeggen...(NEEMT PATERNOSTER EN GAAT PREVELEND AF)...

WIETER:                        Dag Rozalie, tot ziens Rozalie...(LEEST VERDER Z'N KRANT)

 

EVEN LATER KOMT DE PASTOOR OP, KIJKT SCHICHTIG IN DE RICHTING WAARIN ROZALIE AF GING...

 

PASTOOR:                    Is ze weg, Wieter ?

WIETER:                        Wie, meneer Pastoor ?

PASTOOR:                    Ons Rozalie !

WIETER:                        Absoluut! Ge moogt gerust zijn. Z'is gaan roddelen in 't dorp!

PASTOOR:                    Oef!...Stoort het als ik naast u kom zitten, Wieter ?

WIETER:                        Dat zult ge aan Franske moeten vragen, meneer Pastoor!

PASTOOR:                    Tja...Eigenlijk was Franske zo'n doodbrave, diepkristelijke mens...En eu... Ik vind het niet zo gepast als ik daar als Priester zomaar zou gaan bovenop zitten, verstaat ge ?...

WIETER:                        ...Ja...Ja, da's wel waar! (KIJKT ROND)...D'n ouwe schoolmeester, misschien ?...

PASTOOR:                    Awel ja! Laat ons daar maar gaan zitten!...Dat was vroeger toch de meest fanatieke socialist van 't dorp. Had ik daar in der tijd niet tussen gekomen, dan had hij de kinderen met Kerstmis en Pasen ook naar 't school laten komen!

WIETER:                        Ja, ik weet er van, meneer Pastoor! Dat schijnt vroeger nogal een nummero geweest te zijn !...

PASTOOR:                    Enfin, hij had ook z'n goeie kanten, de mens... Dikwijls samen mee zat geweest, oeioeioei, als ik daar aan terug denk...Zeg, wat had ons Rozalie eigenlijk aan de hand ?...Ze was zo gejaagd ?...

WIETER:                        Ach...Ze had weer iets gezien dat haar niet aanstond!...

PASTOOR:                    Tja, die ziet altijd wel iets dat haar niet aanstaat, de die...Wat was het deze keer ?...

WIETER:                        Ach...Niks bijzonders! Ze was niet akkoord met mijn privé-kapstok, daar!

PASTOOR:                    Awel, om eerlijk te zijn é, Wieter... Hij staat er nog niet slecht mee! Dat ons Rozalie haar daar weer moet gaan in ergeren...           

WIETER:                        Verstaat ge nu waarom dat ik nooit getrouwd ben, meneer Pastoor ?

PASTOOR:                    Awel Wieter, daar kan ik héél goed inkomen!

WIETER:                        Van 't moment dat ge trouwt, is het schoonste stuk van uw leven al voorbij! Een vrouw dat kunt ge best vergelijken met een velo!

PASTOOR:                     Dat verband zie ik niet zo direct...

WIETER:                        Wel, als ge een nieuwe velo koopt, dan bolt dat gelijk als een goed gesmeerd musijzer, maar...Van 't moment dat ge hem één keer in de regen laat staan, dan piept en kraakt hij gelijk als een koe met astma,en dan zijt ge wreed kontent als de voddeboer er nog honderd frank wil voor geven!

PASTOOR:                    Ja...jajaja...da's een héél schoon theorie!

WIETER:                        Nu niet voor 't één of 't ander é, meneer Pastoor, maar ik vind dat wij mekaar heel goed begrijpen!

PASTOOR:                    Da's waar, Wieter!

WIETER:                        Zeg, hoe gaat het nu eigenlijk met onze ouwe burgemeester ?

PASTOOR:                    Oh, goed! Héél goed!...Ik ben er deze morgen weeral is naartoe gemoeten voor z'n laatste sacramenten!

WIETER:                        Weeral ?

PASTOOR:                    Ja! Al de derde keer deze maand!

WIETER:                        Als er ééne honderd jaar wordt, dan is het die wel!

PASTOOR:                    Hij  denkt er zelfs over om terug z'n kandidatuur te stellen bij de volgende verkiezingen.

WIETER:                       Awel, hij maakt nog kans ook!

PASTOOR:                    Zeg Wieter, hebt gij nog iets eu...

WIETER:                        Ge weet 't staan é, meneer Pastoor.

 

PASTOOR GAAT NAAR DE NISSEN EN HAALT DE FLES...

 

PASTOOR:                    Schol! (NEEMT EEN FLINKE TEUG)...Hàààà... Dat is gelijk als 't Heilig Theréseke dat op uw tong piest! (GEEFT DE FLES DOOR AAN WIETER)...Thuis moet ik mijn flessen altijd verstoppen voor ons Rozalie. Als ze ziet dat ik een druppelke drink dan krijg ik altijd een heel epistel op mijn dak.

WIETER:                        Het is misschien niet zo wreed katholiek om 't zo te expliceren é, meneer Pastoor, maar ik vind dat gij u door Rozalie veel te rap op uwe kop laat zitten! Z'is per slot toch maar uw meid ?                          

PASTOOR:                    Dat is een geval van overmacht, Wieter! Ons Rozalie haar moeder was een aangetrouwde nicht van de schoonbroer van de Kardinaal, en als ik niet naar haar pijpen dans, dan gaat ze alles doorklepperen aan haar nonkel, en dan is heel mijn carriere om zeep!

WIETER                        't Is toch triestig...Een celibatair die onder de sloef ligt.

PASTOOR:                    Ik ben dat gewoon é, Wieter...Een mens leert voorzichtig te zijn, met zo'n vrouwmens op z'n kot!

WIETER:                        ...Tja...

PASTOOR:                    Pfff...Die zon, die steekt nogal vandaag! (NEEMT Z'N MUTS AF EN HANGT ZE AAN DE HAND VAN HET HEILIG HART)... Voila! ...Zeg Wieter, hoe is het nu eigenlijk met de Staf ?

WIETER:                        Ach, weeral maar eens in ziekteverlof é, meneer Pastoor!

PASTOOR:                    Weeral ?

 

WIETER:                        Hij was een week terug bezig geweest, en hij kon al geen schup meer vasthouden...

PASTOOR:                    ...Ik heb daar geen goed oog in, Wieter...

WIETER:                        Ach...DE Staf dat is een taai geval, meneer Pastoor!

PASTOOR:                    Tja...Gij zult hem wel beter kennen é, Wieter.

WIETER:                        Ik zou 't geloven! Ik werk met de Staf al 22 jaar samen! 22 jaar!...Vroeger, dan was de Staf nooit ziek, jamais! Altijd present, in weer en wind! Ik heb nog nooit iemand gezien die zo recht putten kan graven op't zicht!... Ik heb daar nog altijd een waterpas en een schietlood voor vandoen, maar de Staf niet! Die graaft, en graaft...en op tijd van een uur of drie staat daar een put, waar dat ge zo zelf zoudt inkruipen!...

PASTOOR:                    Ja...jajaja...Weet ge wat dat ik peins, Wieter ? Dat de Staf oud aan 't worden is!

WIETER:                        Bah, ik weet 't niet...Als hij een beetje minder sigaretten zou smoren, dan zou z'n conditie op één twee drie zijn zoals vroeger...Maar ja...Ge kunt er ook niks tegen zeggen ...'t is een geboren stijfkop!...

PASTOOR:                    Jaja, dat heb ik ook al ondervonden!...Oh ja, voor dat ik 't vergeet, ge weet toch dat we de ploeg hier morgen een beetje gaan uitbreiden é ?

WIETER:                        Jajaja, ik heb 't gelezen in de gazet! Die professor doctorandus dinges daar...

PASTOOR:                    (LACHT) Ge weet toch hoe dat hij noemt ?                        

WIETER:                        Jaja, ik heb er mij ook een bult mee gelachen! Theodoor Van de Kerckhove!... Als ik zo'n naam            moest hebben, dan liet ik mij toch cremeren!

PASTOOR:                    Pas op dat ge niet tegen uw eigen broodwinning klapt é, Wieter...

WIETER:                        Ge gaat er toch niet te vroeg mee naar hier komen é, meneer Pastoor ?

PASTOOR:                    Ik peins, zo tegen een uur of half twaalf.

WIETER:                        Ja...D'as redelijk!

PASTOOR:                    De mis is om elf uur, en ik vrees dat er weer niet te veel volk gaat zijn!

WIETER:                        En, aan welke kant moet ik 'm leggen ?

PASTOOR:                    Aan die van de rijken!...Z'n enige dochter heeft 'm nooit bezien, maar ze wil wel een marmeren grafsteen en een stukske van d'n duurste grond! En dat is gewoon om mee te kunnen stoefen!

WIETER:                        Tja...'t Zal wel goed van de erfenis af kunnen, waarschijnlijk!...Ik zal hem naast Franske leggen...Ik heb 'm dat nu al min of meer beloofd!

PASTOOR:                    Da's mij gelijk, Wieter! Zolang dat ze maar geen ruzie maken!... Gaat ge dat vandaag nog gegraven krijgen ?

WIETER:                        Bah...(KIJKT OP UURWERK, DAN IN DE LUCHT)... Voor de helft wel, ja...De rest doe ik morgenvroeg wel!

PASTOOR:                    Morgenvroeg ? Is die timing niet een beetje nipt ?

WIETER:                        Ik sta er ook alleen voor é, meneer Pastoor!

PASTOOR:                    Ja...jajaja...Da's ook waar!...Weet ge wat ? Leg 'm op 1,5 meter, da's diep genoeg!

WIETER:                        Dat kan ik niet doen é, meneer Pastoor! Het reglement zegt, minimum 2 meter!

PASTOOR:                    Reglement, reglement...d'n boom in met dat reglement! 1,5 meter is genoeg!   Van 't moment dat die kist er in zit, zand erover!

WIETER:                        Goed! Merci, meneer Pastoor!

PASTOOR:                    Godverdomme! Alle, rap die fles weg, ons Rozalie komt af!...(NEEMT SNEL MUTS VAN HET HEILIG HART)...Zeg Wieter, ge hebt mij niet gezien é ?...

WIETER:                        In geen jaren, meneer Pastoor...In geen jaren...

Bezetting: 4 dames – 5 heren (dubbelrollen mogelijk)

 

Beroepshalve brengt Wieter veel tijd door op het kerkhof. Hij praat er ook met z’n doden, alsof dit de normaalste zaak van de wereld , of beter gezegd, van “zijn” wereld is...Samen met zijn mysterieuze vriend Joop en met meneer Pastoor sluit hij een complot dat zich kant tegen alle vrouwelijke bemoeizucht. Vóór elke scène  geeft de dood een stukje van zichzelf bloot, en elke nacht  komen twee “rare” mannetjes de grootste stommiteiten van het mensdom weerom lijmen.

 

“Lachen op een kerkhof ? Kan dat ?… Natuurlijk wel ! … Humor is de bouwsteen van het leven !… Alhoewel, yoghurt schijnt beter te zijn…”

Een creatie van TREES (Rollegem) in 2003

Personages

WIETER:                                     een verstokte vrijgezel

STAF:                                          collega grafdelver

MENEER PASTOOR:                   beste vriend van Wieter

ROZALIE:                                   de meid van de Pastoor

SLIMME:                                    een snuggere kabouter

SLOME:                                       een wereldvreemde kabouter

ANNEKE:                                    vaste bezoeker op het                                                       kerkhof

THERESE:                                   een kwezel

ROZA:                                          ook een kwezel